blog | 11 juni 2016
“Beschaafde mensen houden niet van boksen”, zegt m’n vader op een nacht dat we naar een gevecht van Ali kijken. De sport verafschuwt de oud- hockeyer en hij ergert zich bovendien aan de praatjes van de pugilist uit Kentucky die zich, zonder enige terughoudendheid, ‘De Grootste’ noemt.
We kijken omdat hij een fenomeen is. Dienstweigeraar want tegen de Vietnam- oorlog. “Waarom moet ik tegen gekleurde mensen gaan vechten voor een land dat mijn burgerrechten niet erkent”, provoceert hij, zelfbewust. Gedurfd geluid in wit conservatief Amerika. “Hij heeft gelijk en hij heeft lef”, verzucht pa. “En dan je als zwarte ook nog eens ‘King’ durven noemen”, vervolgt ie en knikt richting schouw. Er hangt een zwarte herdenkingstegel. Een witte lijn omringt het gezicht van Martin Luther King. Zes jaar eerder kochten m’n ouders het kleinood, aan de deur. Daar stonden ze, dicht bij elkaar, in de gang. Ma huilt, pa troost. Geëmotioneerd omdat de zwarte dominee, die vreedzaam voor gelijke rechten pleitte, vermoord was. Ooit stonden King en Ali schouder aan schouder. Voor de televisiecamera sprak de geestelijke zijn waardering uit voor de bokser die, zo zei hij, een ander geloof aanhing maar met wie hij samen voor dezelfde idealen vocht. Het bepaalt dat m’n vader sympathie voelt voor de man die de ring betreedt. Ali’s opponent is Joe Frazier die hem een paar jaar eerder versloeg. De winnaar van vanavond mag het opnemen tegen George Foreman. Eén blik op de reus leert dat de heren die elkaar dalijk te lijf gaan de huidige wereldkampioen voorlopig maar beter nog een tijdje kunnen laten regeren. Winnaar Ali denkt daar anders over en zal een jaar later, tijdens een legendarisch gevecht in Kinshasa, bewijzen dat hij gelijk heeft.
Het is midden jaren zeventig. In de onstuimige ontdekkingstocht van m’n puberteit wordt Muhammad Ali m’n idool. Dat ik leer boksen om me te verweren tegen de Brabantse boerenvuisten uit het dorp waar we wonen, begrijpt m’n vader. Blij is hij er niet mee. M’n gymleraar schoolt me in de ‘nobele aard van zelfverdediging’ zoals het gehandschoende vuistvechten eufemistisch wordt omschreven. Ik versla een handvol dorpsgenoten die me zijn gevolgd naar dezelfde middelbare school. Maar veel langer duurt m’n poging om Ali’s lichtvoetigheid en slagkracht te kopiëren niet. Een vriendelijke, forsgebouwde klasgenoot, turner bij PSV, breekt m’n neus en m’n illusies.
Augustus 1995. Voor Brandpunt maken we een reportage in Tuzla, Bosnië. Eerder die dag heeft ze ons de weg gewezen in één van de vele vluchtelingenkampen rond de stad waar ontheemden uit Srebrenica verblijven. Nu zit ze naast me aan tafel. De van oorsprong Somalische heeft de Amerikaanse nationaliteit. Ze werkt voor UNHCR, de VN- vluchtelingenorganisatie. Hoe we op Ali komen, weet ik niet meer maar wel dat ze me indringend vertelt over wat hij voor haar heeft betekend en niet alleen voor haar. Hij was, betoogt ze, een stuwende kracht voor de emancipatie van heel zwart Amerika. Met hernieuwde belangstelling stort ik me op z’n geschiedenis. De vasthoudendheid van de Champ wordt een voorbeeld, een bron van inspiratie. Z’n weigering om in Vietnam te dienen, kost hem z’n wereldtitel. In de Verenigde Staten mag hij tijdens de jaren durende rechtsgang niet boksen. Maar hij wijkt niet. Integendeel. Hij verdient wat geld door lezingen te houden op door wit Amerika gedomineerde universiteiten. Z’n gevecht buiten de ring inspireert nog meer dan dat op het canvas. Ali ontroert. Ook daarna; z’n heroïsche comeback, tot en met de wedstrijden die hij niet meer had moeten boksen, hoe Parkinson hem velde, z’n missie naar Irak waarbij hij terugkeerde met door Saddam Hoessein gegijzelde Amerikanen en alle credits weigerde en het ontsteken van de Olympische vlam in Atlanta. Wanneer ik na 26 jaar noodgedwongen maar met rechte rug bij de KRO vertrek als gevolg van ‘een verschil van inzicht’, vernoem ik m’n journalistieke productiebedrijf naar Ali’s beroemdste uitspraak. “Float like a butterfly, sting like a bee. Your hands can’t hit what your eyes can’t see.” Metafoor voor onderzoeksjournalistiek: Rondfladderen, neuzen, graven in politiek, sport, cultuur en zakenleven. Maatschappelijk relevante misstanden blootleggen, steken als een bij, dat is de opdracht.
Maar ook de hoog -en dieptepunten van de sport blijven fascineren. Een weekend in 2012: Op vrijdag ‘De zwijgende bokser’ prachtvolle documentaire over Juliano Westhine, een Roma- jongen op weg naar de Olympische Spelen van Londen. Zaterdag: Haye- Chisora, zwaargewichten van weinig beschaafd kaliber die elkaar, en wie dan ook, ook buiten de ring te lijf gaan. Gevecht om niks in de gewichtsklasse waar Klitschko al jaren onbedreigd de baas is. Zondag: Andere Tijden Sport. Drie keer Olympisch Brons pugilist Arnold Vanderlyde reist naar Cuba en ontmoet drie keer Olympisch Goud Felix Savon. De gigant uit Cuba was zo imponerend dat – ook tijdens de Spelen- sommige tegenstanders de ring niet eens betraden. Hun trainers wierpen ritueel en letterlijk de handdoek in de ring. Onze Arnold durfde wel en deed in 1992 een derde poging het hoogste amateurpodium te bereiken. Hij bokste goed -want een begaafd technicus- maar vergeefs. De ‘hammerpunch’ uit Havana was ook voor hem een maatje te groot. Savon had in de VS, als prof, kapitaal kunnen maken. Verkoos de amateurstatus. Z’n heldenstatus werd, in ieder geval in z’n vaderland, onaantastbaar. Daar bleef het bij. Monument uit vrije wil voor Castro en de revolutie. En zo verlangde ik vergeefs naar het gevecht in de glitter van woestijnstad Vegas waar deze stylist de onbehouwen hoekende Mike Tyson naar het canvas zou jagen. In Andere Tijden Sport is de ontmoeting tussen Felix en Arnold ongemakkelijk. De taalbarrière blijkt groter dan de vuistvechters verbaal kunnen overbruggen.
Tot zover vervlogen of zo u wilt, ‘Andere tijden’, terug naar de treurnis in het heden. De man die ik zonder schroom een held noem, is overleden. “Muhammad Ali shook up the world. And the world is better for it. We are all better for it”, luidt de samenvatting van Barack Obama. “Het is een klap”, laat Arnold Vanderlyde, onbedoeld geestig – met zachte ‘g’- van zich horen. “God came for his champion”, twittert oud wereldkampioen Mike Tyson. Als dat laatste waar is kunnen we een songtekst van de Talking Heads ‘Heaven, heaven is a place. A place where nothing, nothing ever happens’ naar de prullenbak verwijzen want overal waar Ali komt, gebeurt wat. M’n oude heer zal er, vermoed ik, met bewondering naar kijken.