blog | 21 mei 2021
Hij kijkt richting de televisiecamera en steekt zijn gebalde vuist strijdbaar de lucht in als hij gearresteerd wordt afgevoerd. Het is één van de jonge mannen die de ambtswoning van de Indonesische ambassadeur in 1970 bezet heeft. Daad van verzet tegen het onrecht dat z’n volk, z’n ouders, hem is aangedaan. Zij die de jaren zeventig niet bewust meemaakten weten amper wie ze zijn, de Molukkers, een door de Nederlanders vertrapt volk. Als puber zag ik de ingepakte koffers in voormalig concentratiekamp Vught waar de tweede generatie Molukkers opgroeide. Kinderen van de warmhartige, gastvrije mensen uit de Tropen die wachten op de beloofde terugkeer naar wat hun zelfstandige republiek zou worden. Gebroken belofte. En dat niet alleen. De mannen die voor Nederland hadden gevochten en op dienstbevel hierheen kwamen, werden ontslagen. ‘Op het ene moment ben je iemand, het volgende moment ben je een nobody’, vertelt Noes Solisa over wat het met zijn vader deed. Zonen als hij en dochters groeiden op met de pijn van hun in tochtige, koude barakken weggestopte ouders op het netvlies. Wie trotse mensen schoffeert en vernedert, zaait pijn en oogst woede. En die verdwijnt niet zo lang erkenning uitblijft. Eindelijk horen we ze zelf weer en dat werd hoog tijd. Kijk en luister naar hun verhaal dat door Coen Verbraak (chapeau!) vakkundig is samengebald. Net als die vuist in 1970. Mena muria!
Deel 1 van ‘Molukkers in Nederland: 70 jaar op weg naar huis’, is hier te zien
Non Aponno, nog altijd strijdbaar.
Recensie in NRC