artikel | 16 november 2019
Een paar maanden geleden. Collega programmamaker Jacco Versluis (Human) vertelt over de aflevering die hij voor de serie Medialogica aan het maken is. Er valt een naam uit m’n jeugd, achterbuurman in een Brabants dorp. Hij blijkt de hoofdrolspeler op een inktzwarte bladzijde uit onze geschiedenis.
“Kijk daar komt Tarzan”, zegt m’n vader en wijst voorbij onze achtertuin naar de aangrenzende die er dwars op ligt en door een haag van de onze wordt gescheiden. Tarzan is de bijnaam die hij bedacht heeft voor de achterbuurman. Gevolg van de wijze waarop die zich voortbeweegt. Klein van gestalte loopt hij als een zwaargewicht Sumo- worstelaar, trage pas, de knieën wat naar buiten, de borst vooruit. De vorsende blik van een veldheer die, zeker van de op handen zijnde victorie, een laatste blik op zijn troepen werpt terwijl die in afwachting van zijn bevel in slagorde aan weerszijden van hem staan opgesteld. Fons Wijnen, kolonel in ruste, wandelt, het bovenlijf ontbloot en slechts gehuld in een kakikleurige driekwartsbroek, over zijn kort getrimde gazon in de richting van de heg waarachter hij mijn moeder en haar vriendin Jolande weet, zonnebadend, in bikini.
Midden jaren zeventig. Vanuit de zolderkamer op de bovenste verdieping van ons hoekhuis hebben we goed zicht op de tuinen van het woonblok. De straat waar het pand van Wijnen zich bevindt, markeert qua bouwstijl de grens van nieuwbouwwijk de Kerkakkers. De officier buitendienst woont op stand, vrijstaand, z’n tuin drie keer zo groot als de onze. We zien hoe hij de struiken met twee handen langzaam en geruisloos opzij duwt. “Goedemorgen dames”, klinkt het luid en opgewekt. Moeder en haar vriendin, net doende zich in te smeren, groeten vriendelijk terug. Het is een scene die zich die zomer niet voor het eerst afspeelt. Tarzan sluit het gat in de heg en vervolgt de wandeling over zijn domein. Hij oogt tevreden over de onopgemerkte sluipgang die zojuist aan z’n begroeting voorafging. Hij is militair af maar sommige vaardigheden moeten, zo taxeer ik, welhaast in z’n genen hebben gezeten.
Alphonse Jean Henri Wijnen
Op 7 juni 1912 geboren te Lieze, België net over de grens onder Maastricht. Alphonse Jean Henri, roepnaam Fons, is laatstgeborene in een gezin van tien. Al op z’n zestiende meldt hij zich bij de Landstorm, een vrijwilligersorganisatie van bewapende burgers. Vier jaar later is hij dienstplichtige en vanaf 1935 reserveofficier. In april 1939 treedt hij in actieve dienst in de rang van eerste-luitenant en wordt sectiecommandant van het 37e Grensbataljon in Zuid-Limburg. In de beginjaren van de oorlog zijn hij en zijn vader, reclasseringsambtenaar in de gevangenis van Maastricht, actief in het verzet. Samen helpen ze gestrande geallieerde piloten ontsnappen naar Zwitserland. In 1942 vlucht Fons Wijnen onder meer via België en Frankrijk naar Gibraltar waar hij in dienst treedt van het Britse leger. Of de ‘Engelandvaarder’ later daadwerkelijk tegen de Duitsers vocht, vermelden zijn ‘In memoriam’ en ook andere bronnen niet. Wel dat hij in september 1946, als beroepsofficier naar Nederlands-Indië vliegt waar hij drie jaar dient. Na terugkeer in Nederland wordt Wijnen bataljonscommandant in Oirschot en daarna garnizoenscommandant in Eindhoven tot aan zijn pensionering in 1971.
Een paar jaar later. Het is de periode waarin ik me zoals veel leeftijdgenoten onhandelbaar verzet tegen het ouderlijk gezag, Edgar Allen Poe lees en zwaarmoedig dicht over wat ik denk dat liefde is. Te laat geboren voor flower power, wakkeren Rolling Stones, hasj en nederwiet met inhaaldrift de opstandigheid verder aan. Omstandigheden die het inzicht doen postvatten dat geweld verderfelijk is. Desondanks vertroebelt de pubergeest zodanig dat ik het beschieten van een oud- militair kennelijk geoorloofd vind.
Het is tegen middernacht. Er kan maar één kogeltje tegelijk in het wapen dat dus na ieder schot herladen moet worden. Missen is geen optie. Ik richt de buks nauwkeurig, meters hoger dan waar het doelwit zich bevindt. Na een half jaar weet ik precies hoe het moet. Het kogeltje maakt een neerwaartse bocht om met een, ook voor mij hoorbare tik, het slaapkamerraam van het echtpaar Wijnen te raken. Op mijn jongenskamer is het donker achter me zodat ik onzichtbaar ben. Voor de zekerheid doe ik een stap achteruit en wacht verscholen tussen de kamerplanten op de vensterbank tot Fons Wijnen voor de zoveelste keer het gordijn opzij zal schuiven en het donker in zal turen. Vergeefs op zoek naar de dader. Maar er gebeurt niets. Er brandt geen licht. Misschien zijn ze niet thuis.
Een paar dagen later. De schoolresultaten blijven achter. Dagelijks huisarrest vanaf einde schooltijd is het gevolg. In ieder geval tot een volgend rapport waarin vooruitgang in verbeterde cijfers vast zal moeten liggen. Zodra ik de keukendeur opendoe, vuurt moeder met venijn een vraag op me af: “Heb jij een buks?” Ik ontken even hartstochtelijk als kansloos. Ma vertelt hoe mevrouw Wijnen die ochtend geflankeerd door twee politieagenten aan de voordeur stond met in haar tot een kom gevouwen handen enkele honderden kogeltjes. Die avond krijg ik een pak slaag van vader die m’n buks demonteert en in een afgesloten bureaula opbergt. Een week of wat later vind ik het sleuteltje, haal hem eruit, schiet nog één keer op het raam van Wijnen en verkoop de buks aan een vriendje. Geen gedragingen om trots op te zijn. Integendeel. In retrospectief krijg ik het schaamrood nog altijd op de kaken als ik denk aan de manier waarop ik het echtpaar Wijnen geterroriseerd heb.
Eind september. Collega Jacco Versluis vertelt dat hij werkt aan een aflevering voor Medialogica. Titel: ‘Rawagede, beeldvorming rond een massamoord’. We praten een tijdje over de periode 1945-1949, als kolonisator Nederland het Indonesische streven naar onafhankelijkheid probeert de kop in te drukken. Er komen zo’n 100 duizend Indonesiërs en bijna vijfduizend Nederlandse militairen bij om het leven.
De moordpartij bij Rawagede, West-Java, speelt zich af op 9 december 1947. Nederlandse militairen zijn op zoek naar vrijheidsstrijder Lukas Kustario. Ze vermoeden dat hij zich in het dorp ophoudt en omsingelen het. Wanneer ze hem niet vinden, richten ze een bloedbad aan. In 1969 vermeldt historicus Cees Fasseur, destijds ambtenaar op het ministerie van Justitie, het in zijn ‘Excessennota’ (zogenoemd omdat toenmalig premier De Jong niet wilde dat er van oorlogsmisdaden werd gesproken). In totaal zouden er bij de aanval 150 Indonesiërs zijn omgekomen, het merendeel tijdens vuurgevechten. De Nederlanders zouden ‘ongeveer twintig’ mannen geëxecuteerd hebben.
Still uit: ‘Rawagede, beeldvorming rond een massamoord’ (Medialogica, HUMAN)
In 1995 ontstaat twijfel over de juistheid van dat aantal. Nederland geeft een VN- rapport vrij waaruit blijkt dat de Indonesiërs de Nederlandse militairen al in 1947 van massamoord beschuldigen. De Nederlanders blijken vier executies te hebben toe gegeven. Het VN- onderzoeksteam omschrijft de actie in Rawagede als ‘opzettelijk en meedogenloos’.
In oktober 2008 citeert de Groene Amsterdammer uit document 1304, afkomstig uit het archief van de procureur- generaal van het Hooggerechtshof Nederlands- Indië. Het stuk is door historicus Harm Scholtens, in het kader van zijn doctoraalscriptie over Rawagede, boven water getild. In ‘1304’ komt de majoor die de aanval op Rawagede leidde aan het woord. Volgens hem werd ‘acht a negen maal een troep van ongeveer twaalf man ter plaatse geëxecuteerd’. Later ten noorden van het dorp ‘nog een groepje van zeven a tien personen’. In ‘Rawagede, beeldvorming rond een massamoord’ tonen de makers een bericht uit de Volkskrant van twee weken na de massamoord. Het laat zien hoe anders het perspectief was: ‘Nederlanders braken terreur van republikeinse benden. 150 terroristen gedood’
In september 2016 publiceert de Zwitsers- Nederlandse historicus Rémy Limpach zijn studie ‘De brandende Kampongs van generaal Spoor’. Zijn conclusie : ‘Nederlandse militairen trokken tot hun vertrek in 1949 een spoor van brandende kampongs en stapels lijken door de Indonesische archipel‘. Ze hebben, noteert Limpach, ‘op grote schaal’ en ‘buiten onmiddellijke gevechtsacties om’ gedood en mishandeld. Uit de documentaire Van Jacco Versluis en Maud van der Reijt blijkt dat het ministerie van Defensie, uit angst voor imagoschade, invloed uitoefende op de presentatie van het boek. Eind dat jaar kondigde premier Rutte alsnog een wetenschappelijk onderzoek aan naar het geweldsgebruik in toenmalig Nederlands- Indië. Het wordt naar verwachting in 2021 afgerond.
Generaal Spoor (still uit: ‘Rawagede, beeldvorming rond een massamoord’, Medialogica, HUMAN)
De majoor die verantwoordelijke is voor het bloedbad in Rawagede is nooit vervolgd. Het zou volgens generaal Spoor, de hoogste Nederlandse militair in Indonesië ‘onherroepelijk’ tot een veroordeling hebben geleid maar wordt ‘niet opportuun’ geacht. De man gaat vrijuit en wordt voor zijn pensionering nog benoemd tot Officier in de Orde van Oranje- Nassau met de Zwaarden. Fons Wijnen, overlijdt in 2001. In Leende. Terwijl collega Versluis vertelt, dringt de werkelijkheid over Tarzan door. Het zorgt er met terugwerkende kracht voor dat de puber die hem beschoot, de schaamte voorbij is.
‘Rawagede, beeldvorming rond een massamoord’, zondag 17 november 21.15, NPO
Bronnen:
Het verborgen front. Geschiedenis van de georganiseerde illegaliteit in de provincie Limburg tijdens de Tweede Wereldoorlog- Dr. A.P.M. Cammaert, 1994 Eisma B.V., Leeuwarden/Mechelen.
De Nederlandse politieke verantwoordelijkheid en oorlogsmisdaden in Indonesië 1945- 2016. Bachelorscriptie Marjolien van Pagee . 29 augustus 2016 Universiteit Leiden. Begeleider Gert Oostindie
Nieuw bewijs voor Nederlandse massaexecutie Rawagede- persbericht Groene Amsterdammer 8 oktober 2008
De Excessennota moet opnieuw- Joeri Boom. De Groene Amsterdammer, 5 december 2008
United Nations, Report of the Rawagedeh observation team (1948) documentnummer: S/AC.10/85.
René Limpach – De brandende kampongs van generaal Spoor.